Gegevens:
"Zij die de zon draagt 6"
Ze droomde van Thomas. In haar
droom kuste ze hem en zei hem dat hij niet moest wanhopen, dat ze terug naar
hem toe zou komen. Het was slechts een
kwestie van tijd.
Hij glimlachte zo warm naar haar en ook de manier hoe hij naar haar keek gaf
haar vertrouwen. Ze gaf hem een innige
omhelzing en viel in zijn armen in slaap.
Ze sliep door tot ver in de ochtend van de volgende dag. Toen ze ontwaakte had ze zo diep en lang geslapen dat ze even niet meer wist waar ze was.
‘Goedemorgen Mirah’ begroette Ozar haar die op de stoel naast haar
zat.
Haar geheugen kwam weer terug.
‘Goedemorgen,’ antwoordde ze nog slaperig.
‘Hoe voel je je?’
‘Veel beter, maar dat wist je zeker al?’
‘Het is mijn taak dat te weten,’ knikte hij.
‘Ben je hier de hele nacht gebleven?’
‘Ja,’ na een korte aarzeling vervolgde hij met gepijnigde stem, ‘ik kan het mezelf
niet vergeven dat ik je gisteren door je mee te nemen in gevaar heb gebracht.’
Ze herinnerde het zich nog goed en ze bande de gedachte weer naar de
achtergrond.
‘Je kon het niet weten,’ zei ze zacht.
Hij zuchtte even. Ze zag een gekwelde
blik in zijn ogen.
‘Ik had je nooit zo onbeschermd mogen meenemen.
Ik neem het mezelf wel kwalijk.’ zei hij op strenge toon. Hij keek haar aan en zei ‘Mirah, ik weet dat
ik hard ben nu, maar dat is ook eigen aan de Jurarch. Wij zijn een trots volk en zijn erg
veeleisend voor onszelf. Onszelf
vergeven kennen we niet.’ Toen werd zijn
stem weer zachter, ‘maar jij moet nu ontbijten en vooral weer volledig op
krachten komen.’
Ze knikte.
Hij gebaarde naar het tafeltje met het voedsel.
Ze hoorde haar maag rammelen en schoof haar benen over de rand van het
bed.
Ozar schoof het tafeltje tot bij haar en zei, ‘ik laat je even rustig ontbijten,’ haar de kans gevend om op haar gemak te zijn.
‘Roep me maar als je klaar bent.’
‘Zal ik doen,’ beloofde ze.
Daarop begaf hij zich naar het aangrenzende vertrek.
Haar ontbijt was snel binnen.
Opeens voelde ze zich schuldig.
Had iedereen in het dorp wel genoeg te eten nu de sneeuw zo hardnekkig
bleef liggen.
Ze was in een wereld vol met vreemde mensen en mogelijk zelfs elfen terecht
gekomen. Er bestond zelfs magie in deze
wereld. Als ze er te veel over na zou
denken zouden haar zenuwen het weer begeven.
Ze sloot haar ogen en haalde diep adem.
Als ze een kans wilde zoeken om terug te kunnen keren naar haar wereld,
dan moest ze niet bij de pakken blijven zitten.
Ze deed wat ze beloofd had en
sprak tot de aanwezigheid in haar hoofd Ozar? Onmiddellijk sprak de stem in haar hoofd Ik kom.
Toch handig, dacht ze met een glimlach.
Iets later hoorde ze zijn aankomende voetstappen, toen was hij bij haar.
‘Wanneer vertrekken we?’ vroeg
ze.
‘Zodra je op krachten bent,’ klonk zijn antwoord.
‘Dat valt best wel mee,’ zei ze.
Zijn ogen leken haar te bestuderen. Ze
zag hem naar haar voorhoofd kijken, waar nog steeds een verband rond zat. Plots besefte ze dat ze geen pijn meer
voelde.
‘Inderdaad,’ zei hij haar gedachten lezend, ‘jij voelt die nu niet meer.’
‘Maar jij wel?’ vroeg ze verbaasd.
Hij knikte en zei ‘Je zou op zijn minst nog een week rust kunnen gebruiken.’
‘Een week?’ vroeg ze geschrokken.
Ze sprong overeind en stootte daardoor bijna het tafeltje om.
In een handige beweging verhinderde Ozar dat er iets viel.
Verbouwereerd riep ze uit ‘Ozar, nee, ik kan hier geen week meer mee wachten,
hoe sneller we vertrekken, hoe beter voor jullie en voor mij. Je hebt de geesten van jullie voorvaderen
toch zelf horen zeggen dat we ons moesten haasten.’ zei ze ongerust.
Hij knikte en zei ‘Ik weet het, maar ik zeg wat ik voel, hoe ik jou aanvoel.’
‘Het lukt me wel,’ drong ze aan.
Met een laatste taxerende blik op haar zei hij ‘Vandaag zullen we met de
voorbereidingen beginnen voor de reis.
Als je wilt en je je goed genoeg voelt kan je misschien Kara helpen met
de voedselpaketten die we zeker zullen nodig hebben. Dan ga ik in het dorp alles bijeen zoeken
voor onze tocht. Ik zal de hele tijd
contact met je houden, zodat we ook vertrouwd worden met die manier om te
communiceren.’
Ze was wat terughoudend om al onmiddellijk Kara onder ogen te komen, maar ze
knikte en zei ‘Akkoord.’
‘Ik zal je naar haar huis brengen, waar ook mijn vader en twee broers wonen,
ook zij kunnen meehelpen.’
Ze volgde Ozar het dorp door. Overal
waar ze kwam keken er Jurarch op.
Waarschijnlijk had geen van hen ooit een mens gezien dacht ze. Bij het huis aangekomen, dat aan de rand van
het dorp lag, kwam hen een oudere man tegemoet.
Hij begroette Ozar hartelijk.
Ozar verklaarde ‘Dit is mijn vader, Travi.’
Vriendelijk en stevig drukte hij haar hand.
Ze herkende hem als één van de stamoudsten. Even later zat ze met de hele familie aan
tafel en moest ze haar verhaal vertellen.
Daar waar ze het moeilijk had kwam Ozar haar te hulp. Na haar verhaal kwam ze op haar beurt ook wat
meer van haar beschermer te weten. Ozar zou
de beste jager van hun dorp zijn. Nu de
sneeuw al zolang lag waren ze genoodzaakt ook op jacht te gaan. Hij was een graag geziene Jurarch en het was duidelijk
dat hij genoot van het samenzijn met zijn familie.
Ineens bracht Ozar hun plan ter sprake ‘Misschien moesten we al maar alles in
gereedheid brengen voor de reis. Willen
jullie ons hierbij helpen?’
In de stilte die volgde kon ze het verdriet van het nakende afscheid
voelen.
Maar Kara brak het ijs en zei vriendelijk ‘Natuurlijk! We moeten het kwade geen
kans laten om onze hoop opnieuw te dwarsbomen.’
Mirah stond verbaasd om de plotse ommekeer.
Kara nam haar mee naar een voorraadkamer in hun huis. Kara zei er niets van, maar Mirah zag
duidelijk dat er helemaal niet meer veel op de houten rekken lag die tegen de
muren stonden. Wellicht kostte de reis
meer dan de helft van het voedsel dat hier nog voorradig was. Uit een rieten mand haalde ze een grote
hoeveelheid platte koeken. Kara legde
uit dat ze van de losse voorraden granen al lang geleden koeken had gebakken,
zodat alles langer zou bewaren. Ze beet
op haar tanden, omdat ze het erg vond dat ze de oorzaak was van het sneller
minderen van de voorraad voedsel die ze nog hadden. De woorden bleven echter in haar keel
steken. Ze moest moeite doen om de
tranen die achter haar ogen prikten te verdringen. De aanwezigheid in haar hoofd liet zich niet
horen. Wellicht hadden woorden het
alleen maar erger gemaakt.
Even later, toen ze met Kara voedsel aan het inpakken was, en hij gerust was
dat Mirah wat meer op haar gemak was in het huis van zijn ouders, vertrok Ozar
naar het dorp om de nodige spullen bijeen te zoeken voor de lange reis. Hij communiceerde met zijn innerlijke stem
zodat ze van alles op de hoogte werd gebracht.
Plots liet hij haar weten dat drie van zijn vrienden hem spontaan aangeboden
hadden om ook deel te nemen aan de queeste.
Na enkele uren had ze samen met Kara al heel wat pakketten met voedsel
ingepakt. De voedzame reiskoeken gemaakt
van gember namen gelukkig niet zo heel veel plaats in. Ook pakte ze gedroogde groenten in om
onderweg soep van te maken. De tijd
gleed snel voorbij nu ze haar handen vol had.
Denkend aan hun toch door de sneeuw vroeg ze Ozar met haar innerlijke stem of
ze sneeuwschoenen kenden. Dat zei hem
echter niets. Ze vroeg naar wat loofhout
en enkele leren vellen. Verbaasd keek
hij toe hoe ze te werk ging. Voor ze het
wist keken verscheidene Jurarch toe, erg geïnteresseerd in wat ze deed. Toen ze twee exemplaren af had, gaf ze die
aan een van de mannen die hadden staan toekijken. Een heel groepje volgde hem tot aan de rand
van het dorp, beklommen de heuvel en keken toe hoe hij zich met de
sneeuwschoenen op de sneeuw begaf. Hij
was blij verrast hoe snel hij kon lopen zonder in de sneeuw te zakken. Ook voor de jacht kon dit van pas komen. Ze kreeg spontaan applaus. Vervolgens moest ze de dorpelingen les geven. Vlijtig hielp ze een tijdje mee, blij weer iets
om handen te hebben om haar van haar gedachten af te leiden.
Plots had ze het gevoel dat ze al een beetje deel uitmaakte van het dorp, alsof het de gewoonste zaak van de wereld was dat ze uit een andere wereld kwam. De meesten knikten intussen beleefd als ze haar passeerden. Tegen de middag kwam Kara vragen om bij hen te komen eten. Dankbaar at ze de voedzame soep die ze had klaargemaakt. Zelf was ze niet gebleven omdat ze het elders druk bleek te hebben. Wat dat was kwam ze niet te weten. Ozars gezelschap voelde meer en meer vertrouwd. Hij vroeg zelfs naar beelden die hij gezien had toen de band van magie voltooid werd. Ze moest lachen toen hij vroeg naar de auto’s die hij had gezien. Mannen dacht ze, ze worden altijd naar auto’s toegetrokken, ook al komen ze uit een andere wereld. Ze vertrouwde hem al, maar nu ze ook van hem een beeld begon te krijgen werd hij meer en meer een vriend.
Ozar nam haar nadat ze gegeten
hadden mee naar zijn huis, waar hij reeds begonnen was met het klaarmaken van
de bepakkingen. Ze zei het niet en sloot
bij wijze van test haar gedachten af, maar ze was nu al moe van het
werken. En ze wilde eigenlijk een
bad. Kijkend naar Ozar, merkte ze dat
hij niet wist wat ze dacht, anders zou hij er iets van gezegd hebben.
‘Ik wil je niet storen,’ zei ze verontschuldigend, ‘maar kan ik me ergens wassen? Mijn haren wil ik graag van mijn eigen bloed
ontdoen.’
‘Ja, ik zal wat water voor je warmen, hiernaast staat een bad waar je je kan
wassen.’ Hij liep het aangrenzende
vertrek in, hoorde hem bezig met water en zag hem terugkeren met twee grote emmers.
In het dorp had ze een waterput zien staan.
‘Ik zal het water wel gaan halen,’ bood ze aan.
‘Ik ga wel even mee,’ zei hij.
Ze zag de blik waarmee hij haar weer onderzoekend aankeek en deed extra haar
best haar vermoeidheid te verbergen.
‘Dadelijk gaan we die wonde van je nog eens bekijken,’ zei hij.
‘Maar ik wil je niet van de voorbereidingen van onze reis afhouden,’
protesteerde ze. Hoe eerder ze weer
terug in haar eigen wereld en bij Thomas was, hoe beter.
‘Als jij ziek wordt lopen we nog meer vertraging op,’ zei hij terwijl hij al
naar buiten liep.
Daar kon ze niets tegenin brengen.
Samen liepen ze naar de waterput
die aan de rand van de grote open ruimte lag.
Nieuwsgierig naar zijn antwoord vroeg ze ‘Ik heb nog een vraag over… euh die
band van magie. Is er ook een manier om
sommige gedachten toch nog voor mezelf te houden? Bijvoorbeeld als ik niet wil dat jij weet dat
ik aan Thomas denk?’
‘Ik hoor tot nu toe alleen jouw gedachten als ik me daarvoor openstel. Het kan best zijn dat je nog steeds dingen
voor jezelf kan houden. Zo vertrouwd ben
ik er ook nog niet mee.’ hoorde ze hem tot haar genoegdoening zeggen.
‘Jullie hebben alle sneeuw weggenomen in dit dorp?’ vroeg ze.
‘Ja, sneeuw hoort hier niet in deze tijd van het jaar. Zodra er sneeuw valt is iedereen in de weer
om elke centimer te verwijderen. Dat
geeft de Jurarch rust, niet elke dag herinnert te worden aan de pijn die de
sneeuw met zich meebrengt.’
Toen ze bij de waterput aankwamen keek ze toe hoe Ozar de eerste emmer achter
een stuk hout bevestigde dat er voor zorgde dat de emmer netjes op zijn plaats
werd gehouden. Vervolgens liet hij het
lange touw dat aan het stuk hout bevestigd was vieren waardoor de emmer beetje
bij beetje in de put verdween. Het
duurde niet lang of ze hoorde de emmer met een plons het water raken. Toen het touw strakker werd aangespannen,
omdat de emmer vol was, rolde hij het touw handig beetje bij beetje op tot hij
de emmer zag.
‘Dit moeten mijn voorouders ook ooit op een dergelijke manier gedaan hebben,’ zei
ze met een glimlach. Alles was hier zo
anders, maar niet slechter. Er was hier
geen elektriciteit, geen stromend water, geen luxe en toch ging alles hier ook. Hoezeer ze haar telefoon ook miste, alles was
iets minder complex dan in haar eigen wereld.
Ze was in gedachten verzonken toen ze zijn hand even op haar schouder
voelde. Verontschuldigend glimlachte ze
en liep samen met hem weer terug naar zijn huis.
Om de ongemakkelijke stilte tussen hen te vullen vroeg ze ‘Waarom woon je
alleen?’ Dat had ze zich al even
vluchtig afgevraagd. Een man van zijn
leeftijd had toch een vrouw en kinderen.
Hij antwoordde niet dadelijk.
Even dacht ze dat hij haar niet gehoord had, maar die gedachte verwierp
ze weer. Misschien lag de vraag te
gevoelig.
Uiteindelijk hoorde ze hem zeggen ‘Mijn leven kende mooie maar ook minder mooie
momenten. Laten we het voor nu daarbij
houden.’
Op dat moment betraden ze weer zijn huis.
Ze beet op haar lip om haar domme vraag.
Uitgerekend deze man had haar leven gered. Wat maakte het uit of hij hier alleen woonde
of niet. Hij liep met de emmers door tot
aan de open haard waar hij de inhoud in een koperen ketel goot die ophing aan
een ijzeren ketting, nadat hij die boven het vuur had gehangen.
‘Terwijl het water warm wordt ga ik die wonde nog even bekijken.’ zei hij met
een blik richting een stoel naast het haardvuur.
Met een zucht nam ze plaats.
Nadat hij een tweede houten stoel tot vlak bij haar had geschoven, kwam hij
voor haar zitten. Handig maakte hij het
verband los en bekeek de wonde.
‘Mooi,’ hoorde ze hem zeggen, ‘het is al aan het genezen. Het verband mag er wel afblijven nu.’ Vaag hoorde ze hem nog vanalles zeggen, maar
haar gedachten dwaalden af. Zo zonder
bezigheden dacht ze terug aan alles wat ze de afgelopen dagen had meegemaakt.
‘Mirah,’ hoorde ze hem plots wat luider zeggen.
Ze schrok op uit haar gedachten en keek hem verward aan
‘Ja?’ vroeg ze verontschuldigend.
‘Je hebt je afgesloten voor me, klopt dat?’ hoorde ze hem vragen.
Ze knikte.
‘Waarom?’ vroeg hij.
Haar stem liet haar in de steek.
Op dat moment hoorde ze dat het water begon te koken waardoor hij opstond. Ze keek hem na toen hij het aangrenzende
vertrek binnenliep.
Met een zucht stond ze op en liep hem na.
Het aangrenzende vertrek was een heel kleine ruimte. Er stond slechts een grote ijzeren kom die
dienst moest doen als bad. Ze keek toe
hoe hij het kokende water bij het overige water deed. Het zag er uitnodigend uit. Meer dan wat ook hunkerde ze ernaar weer
schoon te zijn. Ozar gaf haar iets wat
moest doorgaan als zeep en nam een linnen doek van een stapeltje, dat hij haar
ook overhandigde.
Met een onzekere blik in zijn ogen zei hij ‘Weet dat je me kan vertrouwen,
Mirah. Ik zal nooit iets doen om je te
kwetsen. Ik respecteer je afstandelijkheid,
maar weet dat ik er ben als je me nodig hebt.’
Daarop verliet hij de ruimte en deed de deur achter zich dicht.
Het volgende moment had ze haar tuniek al uitgedaan. Nadat ze ook haar laarzen had uitgetrokken
voelde ze aan het water dat heerlijk warm was.
De ijzeren kom was anders van vorm maar groot genoeg om tot aan haar
middel te komen. Het volgende moment
sloot het heerlijk warme water zich om haar heen. Ze genoot met volle teugen en schrobde het
vuil van haar lichaam en haar haren. Het
was duidelijk nodig geweest zag ze aan het water nadat ze klaar was. Ze opende een luikje onderaan het bad,
waardoor het water kon weglopen, blijkbaar de grond in. Met haar handdoek droogde ze de kom uit, deed
haar tuniek weer aan, alsook haar laarzen en opende als herboren weer de deur.
Ze zag Ozar nergens. Ze trok haar
schouders op en liep naar het haardvuur waar ze weer plaatsnam op de stoel, met
haar rug naar het vuur, zodat haar haren snel zouden drogen.
Op dat moment kwam Ozar het huis binnen met twee grote zakken. Voor hun reis dacht ze. Ook al wilde ze zo het liefst zo snel
mogelijk vertrekken, toch was ze bang voor het onbekende, bang voor de zwarte
koning. Stel dat ze het niet
overleefde. Stel dat ze nooit nog de weg
terugvond naar haar wereld. Alles wat ze
al had meegemaakt was zo beangstigend als ze er te realistisch over nadacht.
Kara kwam het huis binnen. Ze schrok op
en veegde snel een traan weg op haar wang.
Ozar, die op het punt had gestaan naar haar toe te komen, draaide zich
om naar zijn moeder.
Ze hoorde haar vragen ‘Mag ik Mirah even met me meenemen? Ik weet zeker dat ze onze verrassing leuk zal
vinden.’
‘Van mij mag je moeder,’ hoorde ze hem antwoordden.
Ze kwam onmiddellijk naar haar toe, nam haar bij de arm en leidde haar met zich
mee.
Mirah keek nog snel even vragend om naar Ozar.
Hij lachte alleen maar, alhoewel de blik in zijn ogen ernstig bleef en
haalde zijn schouders op om haar duidelijk te maken dat hij er ook niets van
wist.
Kara trok haar aan haar arm mee, zo snel dat ze bijna moest rennen om
haar bij te kunnen houden. Ze trok haar
een huis binnen waar nog enkele vrouwen aanwezig waren. Kara hield stil voor een houten tafel.
‘Dit is voor jou als je het ziet zitten,’ zei Kara met een schittering in haar
ogen.
Toen Mirah keek naar wat Kara had aangewezen, zag ze een roodbruine reismantel
voor haar liggen. Hij was gemaakt van
een zacht soort leder, dat ze nog nooit eerder gezien had.
Kara vroeg ‘Wil je hem passen?’ Dit
hadden ze voor haar gemaakt. Speciaal
voor haar. Ze kreeg een brok in haar
keel en schonk Kara een hartelijke omhelzing om haar dankbaarheid te tonen. Kara beantwoorde haar omhelzing. Ze paste de mantel en voelde hoe zacht hij
was. Hij zou haar zeker warm houden
onderweg. De mantel werd om haar heen gelegd
en om haar middel bijeengebonden met een leren riem die prachtig bewerkt was
met symbolen. Toen merkte ze dat alle
vrouwen naar haar staarden. Ze werd er
verlegen van.
‘Dank je’ zei ze fluisterend en liep op Kara toe om haar opnieuw even te
omhelzen. Zo deed ze ook met de andere
vrouwen.
‘Ga hem nu maar aan Ozar laten zien,’ zei Kara met een glimlach.
Samen met Kara liep ze terug naar het huis van Ozar.
Toen hij haar zag, keek hij verrast naar de prachtige reismantel. Hij keek naar zijn moeder en daarna weer naar
haar.
‘Prachtig’ zei hij.
Kara glunderde en zei ‘We hebben hem speciaal voor Mirah gemaakt opdat ze
gedurende haar reis zal weten dat ze geliefd is onder de Jurarch.’
Zich naar Mirah omdraaiend zei ze ‘Gedurende de korte tijd dat ik je heb leren
kennen, zie ik dat je een goed hart hebt.
Je bezit ook een soort innerlijke gloed die dag na dag beter zichtbaar
wordt voor ons. Als er iemand is die ons
weer hoop kan geven ben jij het. Ik hoop
oprecht dat mijn zoon je weer veilig thuis zal weten te brengen.’ Kara legde haar hand ter hoogte van Mirah
haar hart en zei ‘Dat is mijn wens voor jou.
Kom veilig weer thuis.’
De brok in haar keel was terug en ook haar tranen.
Daarop drukte Kara een zachte kus op elke wang alsof ze zo haar verdriet wilde
wegnemen en schonk haar een warme omhelzing.
Ze voelde warmte en dankbaarheid in haar hart toen Kara zich omdraaide en haar
met Ozar achterliet.
Ze merkte dat Ozar naast haar was
komen staan.
Aarzelend legde hij een arm om haar middel en zei zacht ‘Ik ben er zeker van
dat deze wereld al verloren was tot de dag van jouw komst. Ik heb vertrouwen in je. Alleen jijzelf moet nog inzien hoe geweldig
je bent.’ Hij kwam voor haar staan. Ze keek door een waas van tranen naar hem op
want zijn woorden hadden haar geraakt. Hij
zei ‘Thomas treft het met een vrouw als jij.’
Zacht droogde hij haar tranen met de duim van zijn hand, en trok haar
met zijn andere arm naar zich toe, zijn schouder aanbiedend. Stevig hield hij haar tegen zich aan en
fluisterde in haar oor ‘Vertrouw me, laat me een vriend voor je zijn.’
Geborgen in zijn armen, huiverde ze op het moment dat ze haar gedachten weer
voor hem openstelde.
Die avond aten ze voor het eerst met hun tweeën aan de eettafel in het vertrek
met de open haard. Ozar had er extra
hout in gelegd. De warmte van het vuur
voelde zalig in haar rug.
‘De Ezahr,’ begon ze, ‘de Eerste Elf zei dat we daarheen moesten gaan. Waar vinden we die?’
Ozar antwoordde ‘Er wordt gezegd, maar het zijn niet meer dan verhalen dat zij
de afstammelingen zijn van de eens zo machtige elfen. Er wordt ook gezegd dat zij in een enorm
uitgestrekt woud leven ten noordoosten van hier. Om bij dat woud te geraken zijn we zeker een volledige
omwenteling van de maan onderweg, in het gunstigste geval als we geen oponthoud
kennen.’
‘Dus daar moeten we zien te geraken,’ zei ze ineens moedeloos. Ze besefte dat het voor haar een loodzware
tocht zou worden en wist dat ze simpelweg niet sterk genoeg zou zijn om te voet
met haar slechte conditie deze tocht aan te vatten.
‘Je kan mee op ons houten transportmiddel,’ zei Ozar opeens.
‘Echt? Hebben jullie hier een slee?’
vroeg ze plots hoopvol.
‘Een slee?’ vroeg hij verbaasd.
‘Ja, het is gemaakt van hout dat over sneeuw glijdt en voortgetrokken wordt, toch?’
Hij knikte.
‘Dat kennen we in mijn wereld ook, als een slee.’ zei ze met een glimlach.
Verrast legde hij uit ‘Nog niet zolang geleden heb ik gemerkt hoe handig het is
tijdens de jacht, zeker als je iets zwaar moet transporteren.’
‘Dat geloof ik graag,’ zei ze. Terug ter
zake komend vroeg ze ‘Hebben jullie geen paarden?’
‘Niet meer, wolven hebben de enkele paarden die we door het tekort aan voedsel
nog hadden, opgejaagd.’
Dat vond ze jammer om te horen.
‘Dank je voor de maaltijd,’ zei ze zacht terwijl ze opstond en alles wilde
beginnen opruimen.
Snel stond hij op en hield haar tegen door een hand op haar arm te plaatsen.
‘Nee, dit doe ik wel. Je moet nu echt
gaan rusten,’ zei hij met een strenge blik in zijn ogen.
Ze sloeg haar ogen neer en knikte alvorens zich naar haar slaapkamer te
begeven. Ze was echt wel moe. Het was een drukke maar verrassende dag
geweest, maar ze wist ook dat ze nu voor twee sliep.
Ik vertrouw je zei ze tot de
aanwezigheid in haar hoofd voor ze haar ogen sloot.
Goed zo antwoordde de stem.
Even later sliep ze.
De volgende dag werd ze vroeg wakker.
Nog half slapend liep ze de woonkamer binnen. Ze moest even met haar ogen knipperen toen ze
hem zag. Ze zag dat hij een ander outfit
aanhad. Hij droeg een vest en een broek
gemaakt uit hetzelfde zachte leder als haar reismantel. Om zijn middel zag ze een brede leren
gordel. Boven zijn gordel zag ze het
heft van een zwaard uitsteken. Hij zag
er ontzettend knap uit. Wat een verschil
met zijn vorige tuniek. Hij had
opgemerkt dat ze naar hem zat te staren.
Knipoogend zei hij ‘Eerst jij zo mooi, dan moet ik toch ook volgen hé.’
Ze liep naar hem toe, aangetrokken om hem van dichtbij te bewonderen. Ze liep om hem heen en zag dezelfde afwerking
van het leder als bij haar reismantel.
‘Mag ik?’ fluisterde ze verwonderd, wijzend naar de heft van het zwaard dat
statig naast zijn heup hing.
Hij knikte maar zei waarschuwend ‘Wees voorzichtig Mirah.’ Ze nam het heft voorzichtig vast met haar
hand. Dit was de eerste keer dat ze ooit
een zwaard van zo dichtbij zag. Ze zag
dat er symbolen op het heft stonden.
Verwonderd vroeg ze ‘Wie heeft dit zwaard gemaakt?’
‘Dit zwaard is ons in een ver verleden door de Elfen geschonken.’ Haar vraag radend verklaarde hij ‘De symbolen
verwijzen naar het verbond dat de elfen eens hadden met ons volk, mijn verre
voorvaderen. In die tijd moet de wereld
prachtig geweest zijn en bestond toen uit vele magische wezens. Ik heb dit ook slechts uit verhalen. In die tijd werd dit zwaard gemaakt.’
Voorzichtig en uiterst nieuwsgierig trok ze het zwaard uit de schede en hield
het voor haar. Even meende ze een vage
gloed van het zwaard te zien komen alsof het oplichtte in haar hand. Maar ze was wellicht nog niet goed wakker en
schudde die vreemde gedachte van zich af.
Verder zag het er vlijmscherp uit, ondanks zijn ouderdom. Nadat ze het had bekeken gaf ze het
voorzichtig terug aan Ozar die het bijna eerbiedig weer van haar aannam. Hij stak het terug in de schede. Op de grond zag ze alles bijeen staan voor de
reis. Ze zag twee dikke opgerolde
vachten van bont, om in te slapen en nog twee zware van leder gemaakte
tassen.
‘Het lijkt allemaal zo onwerkelijk.’ Ze
zuchtte en vervolgde, ‘nu het eindelijk zover is ben ik bang… bang om wat er
voor me ligt… en vooral om te falen.
Bang om nooit meer naar mijn eigen wereld terug te kunnen.’ Ze vermeed oogcontact omdat ze zich niet zwak
wilde tonen. ‘Ik ken niets van dit land,
niets van de gevaren die er mogelijk op me wachten. Laat staan dat ik weet wat ik moet doen of
welk verschil het zal maken dat wij op weg gaan en binnenkort voor zijn
verschrikkelijke legers komen te staan.
Welke kans maken we als ik faal?’ vroeg ze onrustig.
‘Niet bang zijn,’ hoorde ze hem zeggen, maar haar gedachten gingen verder. Ze wist intussen dat het geen toeval was dat
ze hier was, maar waarom net zij? Ze
keek even naar haar armbandje dat als een koel metaal rond haar pols hing. In gedachten verzonken streelde ze het met
haar andere hand. Plots herinnerde ze de
woorden van de zwarte koning ‘Spoedig nu
zal jij mij bekoren en zal je iedereen die je voor je zal weten te winnen
verraden.’
Nee kreunde
ze inwendig.
‘Ik kan dit niet,’ snikte ze plots in paniek terwijl ze langs hem heen naar
buiten rende.
Maar Ozar was sneller en trok haar in een vloeiende beweging naar zich
toe.
Rustig maar klonk zijn stem
geruststellend in haar hoofd.
‘Ik ben bij je, je staat er niet alleen voor,’ vervolgde hij met zijn eigen
stem.
Ze deed verwoede pogingen hem weg te duwen.
Ze kon toch niet toelaten dat hij een vriend werd. Ze zou hem uiteindelijk verraden en dat was
het laatste dat ze hem kon aandoen na wat hij allemaal voor haar gedaan
had. Ozar bleef haar echter stevig
vasthouden en liet haar begaan totdat haar paniekaanval minderde.
‘Waarom ik?’ snikte ze tegen zijn schouder.
‘Dat weet ik niet,’ antwoordde Ozar zacht, ‘maar jou lot is het mijne weet je
nog?’ Toen ze naar hem opkeek liet hij
haar los.
Nog steeds naar hem opkijkend zei ze ‘Goed, mijn lot is het jouwe maar je mag
mijn vriend niet langer zijn.’
Even haalde hij zijn schouders op en zei kalm ‘Dat is jou beslissing, niet de
mijne. Weet dat jij wel een vriendin van
mij bent. En niemand zal mij daar anders
over doen denken. Jij niet en de zwarte
koning zeker niet.’
Ze zuchtte en sloeg haar handen voor haar gezicht. Natuurlijk moest hij haar gedachten
opgevangen hebben.
‘Het spijt me,’ zei ze kreunend tussen haar vingers door. Dit had hij niet verdient, niet na alles wat
hij al voor haar gedaan had. ‘Sterker
nog Ozar, je bent mijn enige vriend,’ zei ze zacht, de tranen uit haar ogen
wrijvend. Haar onderlip begon te
trillen, een voorbode van meer tranen.
Half fluisterend zei ze ‘Ozar, wat moet ik doen als de zwarte koning jou
iets aandoet…? Ik mag er niet aan
denken….’
Haar stem brak en ze moest steun zoeken tegen de muur naast haar.
‘Vrees niet Mirah,’ klonk zijn stem geruststellend. ‘Een Jurarch is taaier dan je denkt.’ Hij nam haar hand van de muur weg en omvatte
hem met de zijne. Vragend keek ze hem
aan. In het licht van de dansende
vlammen van de open haard zag ze dat hij haar recht in de ogen keek. Met een stem vol onverwachte emotie hoorde ze
hem zeggen ‘Dank je dat je mij tot één van je vrienden rekent. Misschien nu nog je enige, maar dat zal
ongetwijfeld snel veranderen.’
Tranen vulden haar ogen.
‘Ik wil niet dat jou iets overkomt. Snap
je? Ik… ik wil ook jou niet verliezen….’
Ze sloeg haar armen om zijn middel en sloot haar ogen alsof ze zo alle mogelijke
tegenwerpingen kon weren.
‘Mirah toch,’ fluisterde hij troostend terwijl ook hij haar in zijn armen nam.
Maar hij zei niet wat ze hoopte dat hij zou zeggen, dat hij voorzichtig zou
zijn voor zijn eigen leven. Dat nam echter
niet weg dat ze verbaasd was toen hij haar bijna innig tegen zich
aanhield. Toen hoorde ze zijn stem als
een zachte fluistering zeggen ‘Ik moet jou ook iets zeggen. Ik heb me lang niet gevoeld hoe ik me voel
sinds ik jou gevonden heb.’ Zachtjes
tilde hij haar kin wat hoger en zei met zachte stem terwijl hij in haar ogen
keek ‘Mijn leven heeft weer zin sinds je in mijn leven bent gekomen. Je hebt mijn leven een doel gegeven waarvoor
ik wil gaan. En daarvoor wil ik jou
danken….’
Hij boog naar haar toe en plaatste onverwacht een kus op haar voorhoofd. Op dat moment begon de diepste kern van haar
hart te stralen en haar lichaam werd plots omringd door een stralend gouden
licht. Ze zag het zelf niet. Jarenlang had ze muren om haar hart gebouwd
om zo haar pijn van de buitenwereld af te sluiten. Jarenlang was haar hart gevuld geweest met
duisternis en pijn, niet meer in staat nog in haarzelf te geloven. Zo ook had ze nooit geleerd haar liefde, noch
haar pijn te delen met anderen.
Ozar zag de gloed waarvan zijn moeder ook al gesproken had, en schrok er niet
voor terug. Ook zijn hart werd geraakt
door de warmte die ervan uitkwam. Hij
kende haar al goed en voelde dat de muur om haar hart zojuist een beetje
kleiner geworden was.
Hij voelde echter dat ze nu nog kwetsbaarder was geworden.
Hij bekeek haar aandachtig en verstevigde zijn grip op haar geest als voelde
hij gevaar en dat was net op tijd. Niet
voelbaar voor haar maar wel voor hem zag zijn geest even een glimp van
duisternis naar haar reiken. Maar hij
hield haar geest verborgen in de zijne zodat de duisternis haar niet kon
vinden. Hij begreep nu dat het een gevaarlijke
tocht zou worden en dat hij ten alle tijden zijn aandacht niet mocht laten
verslappen. Zij was de enige kans op
redding voor deze wereld en hij voor haar.
Blijf bij haar hoorde hij plots een
stem in zijn hoofd zeggen en schrok ervan.
Behoed haar, want de redding van deze
wereld ligt verborgen in haar eigen kracht, maar kracht maakt haar kwetsbaarder
naar mate ze hem leert te gebruiken. Kom
naar me toe zo snel jullie kunnen, ik zal jullie helpen.
Maar wie ben je vroeg hij de stem in
zijn hoofd.
Ik ben nooit weggegaan toen je wakker
werd.
Ik ben Lólindir Telrúnya.
Waar kan ik je vinden vroeg hij de
Eerste Elf.
Begeef je op weg naar de Ezahr.
Daar zal je me vinden.
Hij zei nogmaals, behoed haar.
Toen was het stil.
‘Wat is er?’ vroeg Mirah
opkijkend in zijn ogen.
‘Er is niets,’ zei hij snel, ‘maar je zult wel honger hebben. Is het goed dat we bij mijn ouders gaan
ontbijten? Dan kan ik je ook de twee
sleeën al laten zien.’
‘Goed, kunnen we dan morgen vertrekken?’ vroeg ze.
‘Ja,’ zei hij zonder remming na het horen van de stem van de Eerste Elf.
Na het ontbijt, waar ze nog eens van de gelegenheid gebruik maakte om Kara te
bedanken voor haar reismantel, vergezelden Mosa en Kovi haar en Ozar naar de
sleeën. Ze oogden primitief, maar ze
zouden zeker volstaan. Er waren lange
smalle boomstammetjes voor gebruikt die bijeengehouden werden door touw. Aan de voorzijde was het hout omhooggebogen. Er waren zelfs ijzeren schuivers aan de
onderzijde aangebracht. De bovenzijde
was met een vacht bekleed, zodat ze er geen sneeuw in de slee zou komen terwijl
hij voortgetrokken werd.
Kara gaf haar een bundeltje waar zakjes met kruiden inzaten. Snel overliep ze de eigenschappen van elk
zakje en liet haar eraan ruiken. Af en
toe leek haar een geur bekend voor te komen, maar de namen waren anders en zou
ze nooit kunnen onthouden. Toch deed ze
haar best.
Ozar bracht intussen de laatste hand aan de rest van de bepakking en ging ook
zijn drie vrienden het nieuws meedelen van wat de Eerste Elf hem gezegd had en
dat ze morgen zouden vertrekken. Ook zij
troffen nu de laatste voorbereidingen. Het
middag- en avondeten aten ze eveneens bij zijn ouders en broers, die ze
intussen als heel vriendelijke Jurarch was gaan beschouwen. Ze waren erg behulpzaam. Tijdens het avondeten waarin Kara duidelijk
moeite had gestoken, merkte ze ineens op dat Ozar er ongewoon zenuwachtig uitzag,
ook al deed hij zijn best het haar niet te laten merken. Ze vroeg zich af wat daar de reden voor was.
Ze schrok op toen hij haar plots van de overzijde van de tafel recht aankeek en
in haar hoofd zei De Eerste Elf heeft tot
mij gesproken. We moeten inderdaad morgen
vertrekken. Dat verklaart mijn gedrag.
Wat zei hij dan vroeg ze nu ongerust.
Dat hij ons gaat helpen, maar dat we zo
snel mogelijk naar hem toe moeten. Hij
zou bij de Ezahr zijn.
Hij sprak niet over de schaduwen die zijn eigen geest van tijd tot tijd
zag, alsof ze zochten naar haar geur.
Na het avondeten keek ze toe hoe hij afscheid nam van zijn familie. Zelf had ze al kort afscheid genomen. Ze wilde nu niet nadenken aan wat er allemaal
op haar af ging komen.
Ik zal buiten wel op je wachten zei
ze tegen de stem in haar hoofd, zodat hij op zijn gemak alles kon zeggen wat
hij anders misschien niet zou doen.
Nee, blijf hier klonk de stem scherp
in haar hoofd.
Verbaasd om zijn gedrag dat zo in contrast was met de dagen voordien keek ze
hem aan terwijl hij zijn moeder omhelsde.
Is het de zwarte koning? vroeg ze
rechtuit.
Wacht even.
Ze wist onbewust dat ze gelijk had en wreef over haar armen omdat ze het ineens
koud had. Na zijn broers nog een
omhelzing geschonken te hebben liep hij met haar naar buiten. Buiten was het reeds donker. Her en der verlichtten brandende fakkels de
steegjes. ‘Je hebt gelijk,’ zei hij, ‘de
band van magie is geen overbodige bescherming, maar hij kan niet aan je.’
Ze was blijven staan.
‘Laat er alsjeblieft niets gebeuren, Ozar.’ zei ze terwijl de haartjes op haar
armen recht omhoog gingen staan en begon te rillen, maar niet van de kou.
Plots bevonden Ozars armen zich om haar heen.
Bij mij ben je veilig klonk zijn stem
geruststellend.
Aangespoord door zijn arm die om haar schouders lag, dwong ze zichzelf,
ondanks een benauwd gevoel dat zich vestigde in haar borst, verder te lopen
naar zijn huis.
Toen ze binnen waren ging hij snel naar de open haard om het vuur weer leven in
te blazen.
‘Ik ga slapen,’ zei ze met een klein stemmetje.
Ze wist immers dat ze voor hun twee moest slapen.
‘Mag ik bij je blijven, vannacht?’ hoorde ze hem plots vragen.
‘Is dat nodig?’ vroeg ze weer op haar ongemak.
‘Dan ben ik geruster.’
Ze keek toe hoe het vuur steeds krachtiger werd en hij nieuwe blokken hout bij
op het vuur legde. Toen hij tevreden was
kwam hij naar haar toe. Zijn
zenuwachtigheid was verdwenen. Er lag
vooral vastberadenheid in zijn blik toen hij haar aankeek.
‘Als ik zo kan slapen,’ zei ze toen ze gevolgd door hem de slaapkamer inliep.
Hij schoof de stoel tot bij het bed nadat ze was gaan liggen.
Verbaasd keek ze hem aan toen hij zijn hand geruststellend op haar voorhoofd
legde. Plots voelde ze hoe moe ze
werkelijk was en viel als een blok in slaap.
© oktober 2016, Mirah, BasicPublishing.nl